De komende jaren wordt onder het project Ruim baan voor Vissen een groot aantal projecten, maatregelen en activiteiten voorbereid en uitgevoerd. Het gaat om de verdere optimalisatie en inrichting van watersystemen, langs de kust en in het binnenland. We hebben het over fysieke maatregelen. Maatregelen die gericht zijn op de vrije migratie van vis en het herstel van diadrome vissoorten in het Waddengebied.
We herstellen de vismigratie langs de kust, bij de overgangen van zoet naar zout. Meerdere intrekpunten zijn al gerealiseerd of verbeterd, maar er zijn nog een aantal knelpunten. Door de grote afmetingen, getijdenwerking en de strenge eisen vanuit veiligheid en hoogwaterkering vereisen deze locaties doorgaans andere, meer kostbare, maatregelen dan de knelpunten in het achterland.
Langs de hele Waddenkust is het ontbreken van geleidelijke zout-zoet-overgangen een belangrijk knelpunt. In het project Noordkop lossen we dit op door de ontwikkeling van een circa 14 ha brakke overgangszone met gedempt getijde in het Spuikanaal bij Oostoever. Dit kan alleen als er voldoende grip op het zout is. Door realisatie van een gemaal bij Oostoever, een zoutwaterbarrière ter hoogte van Kooijsluis en een automatisch waterbeheersysteem dat zowel op waterkwantiteit als zoutgehalte stuurt, kan in het meest westelijke deel van de Amstelmeerboezem meer zoute invloed worden toegelaten en blijft de zoetwatervoorziening voor de landbouw geborgd. Zo wordt voorkomen dat de zoetwatervoorziening voor de landbouw negatief wordt beïnvloed via de inlaatpunten ten zuiden van het Amstelmeer en bij het Amstelmeerkanaal.
Van de maatregelen profiteren zowel de zogenaamde getijdemigranten, vissen die gebruik maken van opkomend tij om de polder binnen te komen, als de trekvissoorten die een geleidelijke overgang nodig hebben om te acclimatiseren. De brakke overgangszone is tevens van belang voor estuariene vissoorten die jaarrond in de brakke overgangszone leven. Juist deze drie groepen ontbreken op dit moment vrijwel volledig. Het gebied functioneert als leefgebied èn als corridor tussen Waddenzee en het Noord-Hollands achterland en Waddenzee en IJsselmeer.
Bekijk alle onderdelen van het project hier
Om terug te kijken: Webinar ‘Verbetering natte infrastructuur Noordkop’
Zijn vissen het land binnen, dan is het van belang dat ze naar de paai- en opgroeigebieden kunnen in het achterland. De belangrijkste doortrek-routes moeten toegankelijk gemaakt. Op basis van doelsoorten kan onderscheid worden gemaakt in de migratieroutes naar de beken en de dichter langs de kust gelegen polder- en boezemsystemen. Deze vragen vaak om toepassing van andere typen vispassages.
Bij de zeewaartse migratie komen diadrome vissen, zoals Schieraal afkomstig uit het boezemsysteem van Duurswold, het gelijknamige gemaal en de spuisluis tegen. In de periode 2014 – 2016 heeft hier in het kader van het Waddenfonds project ‘Ruim Baan voor Vissen 1’ een onderzoek plaatsgevonden naar de stroomafwaartse migratie via de spuisluis en het gemaal.
Daarnaast is er gekeken naar de optredende visschade door de pompen van het gemaal. Hieruit is naar voren gekomen dat het deel van de Schieraal die via de spuisluis naar zee migreert geen problemen ondervindt. Van de exemplaren die via het gemaal uittrekken, loopt circa 50% aanzienlijke schade op en zal de reis naar de Sargassozee niet zal kunnen realiseren.
Om deze ongewenste schade aan Schieraal op te lossen worden de pompen in het gemaal visveilig gemaakt. Hiermee wordt een visveilige stroomafwaartse route vanuit de (zoete) Duurswold boezem richting de (zoute) zeehaven/ Eems-Dollard gecreëerd.
Bij de zeewaartse migratie vanuit polder Fiemel richting de Eems-Dollard, komen schieralen het gemaal Fiemel tegen. Deze is niet veilig te passeren voor vissen. Door de plaatsing van een viswering van stroboscooplampen tussen het gemaal en de vispassage richting polder Breebaart, wordt voorkomen dat vissen zoals paling naar het gemaal zwemmen. Via de vispassage van polder Breebaart kunnen de palingen vervolgens veilig naar zee zwemmen. Door het weren van de paling wordt voorkomen dat deze in de pompen terechtkomen en vissterfte en/of -beschadiging optreedt.
Aanvullend op de bouw van een visvriendelijk gemaal nemen we maatregelen om de vispasseerbaarheid van de spuisluis Oostoever te verbeteren. Daarbij optimaliseren we de intrekmogelijkheden en ontsluiten we het achterliggende gebied van de Amstelmeerboezem voor diadrome vissoorten.
De Stontelerkeersluis vormt voor vis vanuit het IJsselmeer de toegangspoort naar de Amstelmeerboezem. De huidige sluis is voor vissen helaas onvoldoende te passeren. Door de aanleg van een vispassage wordt de Amstelmeerboezem ook via het IJsselmeer ontsloten voor diadrome vis. Hierdoor wordt het gebied voor vis nog beter benut en kunnen ook vissen die bijvoorbeeld via de Afsluitdijk (o.a. VMR) het IJsselmeer binnentrekken van het gebied gebruik maken. Daarnaast kunnen vissen die bij Oostoever binnenkomen en over lange afstanden trekken, het IJsselmeer bereiken.
Op verschillende plekken verbeteren we de leefomgeving van vissen. Het gaat om de inrichting van het achterliggende gebied als paai- en opgroei gebied voor vis. Afhankelijk van de doelsoorten kan onderscheid worden gemaakt in het habitatherstel van beken en polder- en boezem-systemen. Deze vragen elk om een andere soort- en systeembenadering en specifieke inrichtingsmaatregelen.
In het achterland zijn goed ingerichte paai- en opgroeiplaatsen voor migrerende vis nodig. Dit in aansluiting op de geleidelijke zoet-zout-overgang met gedempt getij (circa 14 hectare brak getijdegebied) en verbeterde vismigratiemogelijkheden. In het getijdegebied zelf worden stromingsluwtes aangelegd. Met dit projectonderdeel richten we ons op de ontwikkeling en het herstel van paai- en opgroeigebieden in de achterliggende kanalen van de Amstelmeerboezem. Over een totale lengte van 16,5 kilometer worden paai- en opgroeiplaatsen gerealiseerd, gemiddeld één per 250 meter, met een totale oppervlakte van 2,15 hectare.
In het oostelijke Amstelmeer liggen enkele eilandjes die de achterliggende dijken beschermen tegen te hoge golfoploop. Door twee van deze eilandjes op te hogen, realiseren we 4 hectare hoogwatervluchtplaats voor wadvogels en 2 hectare luwe paai- en opgroeiplaatsen.